Bezoek en op bezoek / besøk

1. Iedere dag fietst een pittige groep met deze hoeden op naar de aardbeienvelden en boomgaarden in Svelvik en Berger. Vandaag, de 19e juni, liep hier weer een ree op de weg. Deze keer voor Harco’s auto ‘s morgens vroeg op weg naar AVINOR	2. Ze komen aan het eind van de dag ook weer terug
3. Maandag de 17e vertrokken Bert en Annemarie en kwam Åse, onze Noorse lerares uit Nederland, op bezoek. Åse nam deze fraaie paarse blomst mee. Die heb ik inmiddels gepoot na een gezellige dag! Wij zijn weer bijgekletst	4. Nederlandske Bert og Annemarie kjører videre og Åse, vår norske læreren fra Nederland, kommen på besøk mandag 17. juni. Og tirsdag kveld var vi på besøk hos Thor Arne og Randi, sammen med Masoumeh Molla som bor i Svelvik. Vi spiste og hadde det meget hyggelig!
5. Hyggevin	6. De bollen zijn nu uit de rieten mand en liggen in het bollenrek te drogen. Deze zijn straks verhuisklaar voor Revefaret
7. Gress skal klippes og igjen har jeg funnet sopp i hagen 18. juni! Deze paddenstoelen sneuvelen onder de grasmaaier op 18 juni.	8. I dag 19. juni, skal Paparazzi med Kulturbussen til Fredrikstad, med folk som besøker Frivilligsentralen hver uke på onsdag. Så Randi og jeg har en fri dag i dag! Vandaag gaat Paparazzi mee naar Fredrikstad in de Kulturbus met de 80+ers. Geen afwasdag voor Randi en mij tot medio augustus!

nardieshuis.no