1. Er det noen hjemme? Iemand thuis?

2. Hallo?

3. Det er et ekornhus! Sufferd, dat is een Eekhoornvilla!

4. Altfor stor for deg, kjøttmeis! Dit onderkomen is veel te groot voor jou, Koolmees!

5. Er jeg ikke for stor for dette hullet? Pas ik met mijn dikke gat wel in dit gat?

6. Jeg er inne! Ik floep er in!

7. Se på meg! Kijk mee eens?

8. Ja, jeg ser deg! Ja hoor, ik kijk

9. En spettmeis! Een Boomklever!

10. I Norge bor de bare langs sydkysten og vestkysten til Stad. Boomklevers vindt je niet noordelijker dan de zuidkust en langs de westkust tot Stad

11.

12. Skal jeg bo her som spettmeis? Zou ik hier kunnen nestelen als Boomklever?

13.

14.

15.

16. Spettmeis, har du gått? Boomklever, heb je de poten al genomen?

17. Neste undersøkelse: en blåmeis. De volgende inspectie door een Pimpelmees

18. Blåmeisen flyr veg. Ikke så interessert. De Pimpelmees houdt het voor gezien. Die neemt de vleugels

19. Nei kjøttmeis, du er ikke en flaggspett! Deze Koolmees verbeeld zich dat ie een Specht is

20. Ha, den er litt større: en trost. Een grotere gevleugelde vriend meldt zich: een Lijster

21. Så mye vann i en dag… Zoveel water is er gevallen in een dag! Vandaar dat ik als verzopen kat uit het bos kwam. Drijfnat!!!