Elburg is aaltoos ‘n mooi pleusien ùwes
Dat betekent zoveel als: “Elburg is altijd een mooi plaatsje geweest”! Dat zagen wij 1e Paasdag ook na op ons Paasbest op familiebezoek te zijn geweest.
Ik woonde in Elburg vanaf mijn 10e, totdat ik op mijn 16e met mijn diploma op zak naar Engeland vertrok.
Nu waren wij geen “Botbek”, zoals een geboren en getogen Elburger wordt genoemd.
Wij waren “import”. Niet van het beste soort, want wij gingen niet naar de kerk.
Dat lag zwaar op de kerkelijke maag van de Elburgers! De kerkgangers gingen niet aan de kant, als wij zondags met de auto naar de haven reden om te zeilen.
Volksgericht, zoals “Knielen op een bed violen”.
Toen mijn pa uit narrigheid de politieke partij “Elburg 2000” oprichtte, naast zijn nóóit-niet-thuis-zijnde-werkweek, won deze partij de meeste stemmen en werd hij wethouder.
Van Sociale Zaken. Dat pakte hij 8 jaar lang serieus op. Zijn werk floreerde er wel bij, want “moeilijke gevallen” kregen nog een laatste kans op zijn werk. Een win-win-situatie, zal ik maar zeggen.
Pa’s kantoor was, voordat hij naar de Flevopolder verhuisde, in het Arent toe Boecophuis. Zijn kamer werd bewaakt door twee leeuwen op het balkon. Er stond een vergadertafel, zó groot, dat ik er op kon schaatsen als ik mijn klompen uitdeed.
Er lagen betonnen kogels, uit de tijd dat Vesting Elburg hiermee verdedigd werd.
De zuilen waren van marmer, dacht de onschuldige kantoorbezoeker.
Maar dat was niet zo. Er blijken schilders te zijn, die perfect marmer met de kwast kunnen imiteren!
Naast het Toe Boecophuis staat deze ← fraaie woning. Hierin woonde vóór WOII een Joods gezin, waarvan niemand terug kwam uit de concentratiekampen.
In het Van Kinsbergen Instituut ↓ er tegenover, zat mijn Lagere School.
Daar maakte ik kennis met de vuisten van Henkie, omdat ik “import” was. Maar… arme Henkie wist niet, dat ik a) niet bang was en b) altijd met jongens had gespeeld voordat ik in Elburg kwam wonen.
Henkie heeft deze allochtoon nooit meer aangeraakt …
Mijn pa zat vol met ondeugden. Op 1 april stond in de Elburger Courant dat de zeer omtreden puist, boven op de Grote Kerk↓ , van de toren zou worden gehaald.
Met behulp van legerhelicopters uit ‘t Harde. Om klokslag 17 uur.
Alle Botbekken hadden zich verzameld in de Van Kinsbergenstraat, aan de voet van de Grote Kerk. Het zag er zwart van!
Voor pa was het een “thuiswedstrijd”, want zijn kantoor lag naast de kerk.
De puist, die dienst doet tijdens vlag-dagen, staat er nog op…
Op Oudjaarsdag was bij deze fraai gebloemde → deur altijd een drukte van jewelste. Daar werden de oliebollen “van de kerk” gebakken.
En die waren lekker!!!
Van mijn bijdrage zitten vast nog een paar Elburgers op fatsoenlijke kerkbanken, om er te kaarten achter in de kerk, zoals “toen”.
En op zondag kwam een vriendinnetje de fiets lenen, “want van thuis mocht dat niet op zondag”.
Eigenlijk een megaprestatie dat die pa twee termijnen als wethouder heeft gediend in deze zwaar gelovige gemeenschap!
Ik heb een aantal jaren in de binnenstad
gewoond in ← het huis van a.s. schoonvader, die de jongens later Opa Hokje noemden. Opa was namelijk altijd aan het rommelen in zijn schuurtje in Elburg.
In dit huis wemelde het van de ratten, omdat op de binnenplaats de enige opening zat van de ondergrondse stadswateren van Elburg.
Hele broden sleepten deze ratten uit de keuken!
Tegenover → was een kroeg in de Ellestraat. Daarnaast woonde oud-visser Van der Heide, een écht Elburgse naam. Een man met pit!
Dat was nodig ook. Want op zaterdagavond vochten de Urker en Elburger vissers hun opgekropte adrenaline uit hun lijven. Het ging er hard aan toe, vaak op de motorkap van mijn Lelijke Eend, die dan op zondagochtend onder ‘t bloed zat.
Gelukkig was er Van der Heiden dan nog! Die kwam, als hij het zat was, met slaapmuts op en in zijn jaeger ondergoed naar buiten. Zonder één woord er aan vuil te maken, sloeg hij er dan met de fietspomp op los.
Dan stoven de Elburgers en Urkers, elkaars aardvijanden, uit elkaar, want voor die oude visser hadden zij ontzag.
Aan het eind van onze flits-Paas-reis door Elburg, zijn wij nog langs mijn ouderlijk huis gereden.
Het dak lag er keurig gekapt bij.
Daar stond vroeger een aftandse blauwe Volvo, waar wij op Oudjaarsavond nog een keer alle losse zaken vanuit de binnenstad in de kattenbak hebben versleept.
Oud Twents gebruik. Tenslotte waren we maar import.
Alles werd stilletjes in de tuin van de burgervader opgesteld..
Pa, oudste zus Ina en ik waren er druk mee! Geen tijd voor de kerkoliebollen dus. Vlak voor 12 uur stoven we op de Molenweg weer binnen, bezweet, maar voldaan!
Binnen de stadsmuren stond geen bankje, plantenbak of hekje meer los.
Op 2 januari stond pa als wethouder op de nieuwjaarsreceptie naast de burgervader de handen van brave burgers te schudden, terwijl burgervader mijn vader bezwoer, dat er zware straffen te wachten stonden voor de vandalen! “Die jeugd van tegenwoordig!”, ze hebben geen respect meer voor een burgervader! Pa knikte meewarig zijn hoofd en stemde er mee in, dat de jeugd toch wel afgleed tegenwoordig. “Vroeger, he?”
Toen burgervader 16 jaar later overleed wist hij niet, dat zijn goede vriend en tevens wethouder hem dit geflikt had…
Elburgs dialect:
Elburgs | Nederlaands |
---|---|
Zo lek as n teemse. | Zo lek als een zeef. |
Zo hellig as n spinne. | Spinnijdig. |
Hij hef de oren kort an de kop. | Hij is heetgebakerd. |
Gao’j in veurdan? | Ga je mee naar huis? |
Wat bi’j gatgaonde. | Wat ben je ongedurig. |
De gang derin hebben. | Opschieten. |
Zee is n grote griepe. | Ze is een rare meid. |
Een bliend peerd löp daor gien schao. | Opschieten. |
Hij hef ze an ‘t bladharken. | Hij is niet goed bij z’n hoofd. |
De gang derin hebben. | Opschieten. |
Hij is n lillike smeerdeken. | Hij is een gemene vent. |
Hij is n wiendbule. | Hij is een opschepper. |
Hij gaapt as n sprao. | Hij is slaperig. |
In de parmentaosie. | In de familie. |
Ik weet er ook nog eentje: een “tuifien”. Voor zeilers onder u niet zo lastig om te vertalen…
Wat een geweldig verhaal weer Nardi, en leuk al die herinneringen aan Elburg en aan de Ellestraat waar ik ook nog ene poosje heb mogen wonen voor een zeer aantrekkelijk tarief.
G.
O, dat was ik helemaal vergeten! Maar jij bent ook een “Ellestrater” geweest.
Ik denk nog vaak aan het gesprek dat ik op jouw 60ste verjaardag had, Gerard, met jouw zwager Lammert de schilder. Dat “bed met violen” is in ruim 40 jaar nog steeds niet omgespit! Recent is in Elburg in een vergadering van B&W besloten, dat er zondags geen winkels open zijn. Tot grote droefenis van de kleinere zelfstandigen in Elburg, vertelde Lammert, die met moeite hun hoofd boven water kunnen houden. Lammert, niet de jongste en een écht Elburger, kon er niet over uit!
In deze tijd kan het percentage gelovigen in B&W innovatie tegenhouden. Je ziet de toeristen, die massaal Elburg bezoeken, met verbrande zakken lopen. Want de centen branden er natuurlijk in omdat er nergens een nep-visfuikje te koop is. Gemiste kans.
O ja, ook recent. Mijn oudste zus kwam na vele jaren terug uit Frankrijk en wilde in Elburg e.o. de wijkverpleging in. Ik heb toen een waarschuwende noot laten vallen over “de violen die nog welig tieren”. Nou, dat zou nu toch wel veranderd zijn?, dacht zus. Kleine onderschatting. Ze hield de wijkverpleging een paar weken vol en haakte toen gedesillusioneerd af. Onder dit juk wilde zus niet werken.
Bij haar kwamen vast wat grappige jeugdherinneringen oppoppen. Vriendinnen die op zondag bij ons stiekem een fiets leenden? Want fietsen mocht niet van de Heere op zondag. Of op woensdagmiddag naast ons op de grond tv keken? Want die hadden zij thuis niet.
Onze boot stond vroeger in Elburg op de kant en dan konden we op zondag geen verf of schuurpapier kopen. God heeft namelijk verboden om aan je boot te werken “Op de dag des Heren”. Zaterdags was het wel heerlijk om in de havenwinkel werkspul te scoren, want de dames met lange vlechten en nog langere rokken, waren erg aardig! Kijk, dat is dan de goede kant van de bijbel. “Heb uw naaste lief gelijk u zelve”.
We hebben jaren naast gelovige buren gewoond en ik moet zeggen, dat als er hulp nodig is in een gezin, de gelovigen elkaar super uit de narigheid helpen. Er zijn altijd wel een paar rappe handen over in de doorgaans grote gezinnen, die binnen de Gemeente rond bevalling of rouw ingezet kan worden.
Maar ondanks dat ik óók op zaterdag ons fraaie ingelegde stoepje schrobde en niet op zondag gras maaide, werden wij als niet-kerkelijken niet geaccepteerd. Pas toen wij met de verhuiswagen de Ellestraat uitreden, werd er enthousiast gezwaaid. En dát doet pijn! Want ik vind dat wij elkaars geloof kunnen accepteren! Vise versa.